Maarten ’t Hart: De moeder van Ikabod & andere verhalen.
De Arbeiderspers. 283 pagina’s.
Met De moeder van Ikabod & andere verhalen heeft Maarten
’t Hart de JMA Biesheuvel prijs 2017 gewonnen. Deze prijs wordt jaarlijks uitgereikt
aan de beste verhalenbundel. Bijzonder feit om te vermelden; het prijsbedrag
wordt opgehaald door middel van crowdfunding. Blijkbaar bestonden er in 2017
genoeg liefhebbers van verhalenbundels, want met elkaar hebben zij toch maar mooi
5105 euro en 70 cent opgehoest. Het hoogste bedrag wat aan prijzengeld wordt is
uitgekeerd sinds de prijs in 2015 werd ingesteld.
Maarten ’t Hart wordt vaak met Maarten Biesheuvel verward,
dit is in De moeder van Ikabod bij een aantal verhalen een terugkerend thema.
Hierdoor kwam ik erachter dat Maarten Biesheuvel de PC Hoofdprijs heeft
gewonnen. Maarten ’t Hart (nog) niet. Maar dit zal waarschijnlijk ook nooit
gebeuren, ’t Hart heeft te veel een hekel aan de gevestigde literaire elite van
Nederland. Daarom zal hij nooit eens met andere schrijvers gezellig de kroeg
induiken en om diezelfde reden zal hij dus ook nooit een prijs uitgereikt
krijgen. Omdat; ‘Nederlandse schrijvers
een miserabel esoterisch clubje vormen van elkaar bewierokende en prijzen
toeschuivende subsidieschrokkers.’ Toch haalde hij de prijs van de
“onafhankelijke” Biesheuvelprijs niet op. Die kan wat hem betreft beter besteed
worden, bovendien vind hij prijzen maar flauwekul. In het verhaal De
Hoofdprijs, wanneer hij weer eens met Biesheuvel wordt verward, feliciteren buurtbewoners
hem met het winnen van de PC Hoofdprijs. Hij besluit de mensen die hem hiermee
geluk wensen maar in hun waan te laten, immers ben jij ook niet een beetje
jarig wanneer anderen jou feliciteren met de verjaardag van je broer?
Maarten ’t Hart valt dus een onmodieuze schrijver te noemen.
Bovendien een schrijver die bijna altijd over hetzelfde schrijft. Maassluis zou
zo maar de meest beschreven plaats in de Nederlandse literatuur kunnen zijn.
Ondanks het feit dat hij wars is van modes, altijd over hetzelfde schrijft en
houdt van klassieke muziek en zware literatuur, verkopen zijn boeken als warme
broodjes. Van De moeder van Ikabod houdt ik alweer de achtste druk in handen,
die van januari 2017. De eerste druk verscheen in juni 2016, veel schrijvers
kunnen alleen maar van zulke oplagecijfers dromen. ’T Hart is 1 van die weinige
schrijvers in ons land die met schrijven de kost kan verdienen en hiermee nog
best boert ook. Hij kan het zich dus veroorloven om te keer te gaan tegen die
“subsidieschrokkers”, van een beurs van het letterenfonds is hij niet
afhankelijk. Dat hij hiermee misschien wel zijn hoofd stoot en zodoende buiten
de prijzen blijft vallen, zal hem niet deren. Mindere vakbroeders, die wel uit
deze subsidiepotten eten zullen zich nooit zo kritisch uitlaten, de hand die je
voedt bijt je niet.
’T Hart is dus geen schrijver die veel erkenning geniet van zijn
vakbroeders en het literaire circuit, maar door zijn lezers des te meer.
Bovendien is hij één van de weinige Nederlandse schrijvers die ook nog populair
is in het buitenland. Niet zonder reden heeft hij een belangrijke Zweedse
thrillerprijs gekregen voor Het woeden der gehele wereld. In De moeder van
Ikabod is voor dit land een belangrijke plek ingeruimd. De hoofdpersoon van het
verhaal De Weegstoel gaat op bezoek in Zweden voor de promotie van zijn boek. Hij
ontmoet er, min of meer gedwongen, zijn Zweedse vertaalster, iets waar hij in
eerste instantie helemaal niets voor voelt. Maar gedurende zijn bezoek valt hij
als een blok voor deze, op het eerste gezicht, niet bijzonder knappe vrouw. Niet
alleen wordt de verliefdheid van de schrijver voor zijn vertaalster op een
slapstick achtige wijze uit de doeken gedaan – de liefde wordt telkens om
verschillende redenen net niet geconsumeerd – ook wordt er en passant de roman
Dokter Glas aangeprezen. (Als er één goede promotor is van onbekende literatuur,
dan is het wel Maarten ’t Hart)
Deze roman van Hjalmar Soderberg speelt zich af in het 19de
eeuwse Stockholm en gaat over een arts die verliefd wordt op de dame die op
zijn spreekuur komt. De vrouw beklaagd zich over haar man, een oude dominee.
Vervolgens besluit dokter Glas de dominee te vermoorden, maar de vrouw heeft al
een andere minnaar. In Dokter Glas worden er heel wat locaties in Stockholm
bezocht en ’t Hart laat zijn hoofdpersoon in De Weegstoel langs al deze plekken
gaan. De ik-figuur vertrekt uiteindelijk weer zuchtend en kreunend naar
Nederland. Hem ontbrak, in tegenstelling tot dokter Glas, de moed om zijn
rivaal uit de weg te ruimen.
Het eerste wat ik van Maarten ’t Hart heb gelezen was de
bundel Het vrome volk. In het eerste verhaal bezoekt de hoofdpersoon samen met
zijn vader een kerkdienst. Uiteindelijk
blijkt 1 van de kerkgangers dood in de banken te zitten. Zelden heb ik
een verhaal gelezen dat de sfeer van een kerkdienst zo goed weergeeft. ’T Hart blinkt uit in satirische
beschrijvingen van het Gereformeerdendom en heeft een droog gevoel voor humor.
Misschien zijn dat wel ingrediënten voor zijn populariteit, de herkenbaarheid
en zijn humor. Daarnaast is de hoofdpersoon bijna altijd Maarten ’t Hart zelf,
wat ook velen aan moet spreken, de verhalen zijn zo tenminste “echt” gebeurt.
Bovendien hebben de tv-series met ’t
Hart een authentiek persoon laten zien, die zichzelf blijft tegen alle
modegrillen in. Toch rijst uit De moeder van Ikabod ook een beeld op van een
schrijver die liever niet in de schijnwerpers staat. Die ergens wel blij is
wanneer een documentaire van de ZDF over zijn leven niet wordt uitgezonden.
Maarten ’t Hart lezen betekend dat je bereid moet zijn om samen met hem in zijn
hoofd te kruipen, om als het ware zelf een beetje Maarten ’t Hart te worden.
Tegenwoordig wordt er veel gepraat over de zich vervagende
scheidslijn tussen fictie en non-fictie. Het zou lezers vooral te doen zijn om
de persoonlijke ontboezemingen en de gore details. Dit zou verklaren waarom “echte”
fictie op dit moment terrein verliest op de (auto)biografie. Vreemd genoeg is
dit niet aan de orde bij het werk van Maarten ’t Hart. Ik heb geen moment bij
het lezen van zijn nieuwste bundel, de indruk gehad dat er uit effectbejag “juicy
details” worden verstrekt. Dat de verklaring van de populariteit van ’t Hart’s
werk gezocht moet worden in de autobiografie klopt dus niet helemaal. Misschien
gaat het bij veel lezers ook wel niet om de juicy details en willen zij gewoon
vermaakt worden met een goed verhaal. En of dit nou autobiografisch is of niet,
dat doet er niet zoveel toe.
De Moeder van Ikabod is een fijne, goed geschreven
verhalenbundel, niet ieder verhaal is een voltreffer maar dat doet niets af aan
de rest. Het valt op dat ’t Hart met de
jaren wel iets milder is geworden over de mannenbroeders. In het titelverhaal
verzucht de hoofdpersoon uiteindelijk – nadat de kerkdienst is afgelopen waarin
hij het orgel heeft bespeelt, maar waar geen kip op af gekomen is; ‘Menslievendheid, behulpzaamheid,
verdraagzaamheid (…) nou, wie zou daar tegen kunnen zijn. Het gaat er niet om
of het waar is wat hier gepredikt wordt, maar of het troost biedt, geborgenheid
levert (…) en dat is hier allemaal duidelijk het geval.’ Dat de
hoofdpersoon zich zo uitlaat tegen de dominee heeft waarschijnlijk ook te maken
met het feit dat zij een niet onknappe verschijning is. Iets dat hem ook wel
kan bekoren, die vrouwelijke dominee’s.
Naast het titelverhaal zijn er nog twee andere verhalen die
deel uitmaken van deze zogenaamde “Warmondse cyclus” - of te wel de verhalen die Maarten als
organist bij uitvaardiensten in Warmond als thema hebben. Ook vallen het eerste
verhaal en het laatste, het al genoemde De weegstoel op. Deze verhalen vormen
samen met Het Kompas - over Maarten die
zijn huis verkoopt, Hondenmuziek en De spekpannenkoek de hoogtepunten van de
bundel. Van de 18 verhalen zijn er dus acht de moeite van lezen meer dan waard.
Voor een zuinige optimist zoals Maarten, bij hem is het glas toch vaak halfvol,
genoeg redenen om De moeder van Ikabod
in huis te halen.