maandag 30 maart 2020

De Rijn, de fles, de hoeren en Vites

Marcel van Roosmalen: Je moet opschrijven dat hier niets gebeurt. Meulenhoff. 352 pagina's.

Marcel van Roosmalen is een journalist en schrijver. Hij is in 1968 geboren in Arnhem. Arnhem is de hoofdstad van de provincie Gelderland en ligt aan de Nederrijn. Omdat Van Roosmalen uit Arnhem komt gaan veel van de artikelen die hij schrijft over deze stad en dan met name over Vitesse. Vitesse is een voetbalclub uit Arnhem die in eredivisie speelt. Theo Bos en Theo Janssen hebben niet alleen hun voornamen gemeen maar ook het feit dat ze allebei uitkwamen voor Vitesse, of Vites zoals de Arnhemmers hun club liefkozend noemen. De artikelen die Marcel van Roosmalen over Vitesse schreef hebben vaak de beide Theo’s als onderwerp.



Van Roosmalen wordt door zijn uitgever op de achterflap van deze verzamelbundel artikelen aangeprezen als een van de beste columnisten van Nederland. Met deze karige biografische informatie moeten we het doen. De titel van de bundel luidt; “Je moet opschrijven dat er niets gebeurt”. Voor zijn artikelen gaat Van Roosmalen vaak samen met een fotograaf op pad, tenminste dat is wat de achterflap van “Je moet opschrijven (…)” ook vermeld. De ondertitel luidt “De beste reportages” want dat zijn het; de beste reportages die de uitgever heeft verzameld. Dit is dan ook wat Marcel al bijna twintig jaar doet; de beste reportages schrijven. Zijn mooiste reportages verschenen in de bundel “Het is nooit leuk als je tegen een boom rijdt”.

Op de omslag van “Je moet opschrijven”, staat een pot met augurken erin. Op een bord dat naast de pot staat liggen ook twee augurken. Deze kunnen niet uit de pot gekomen zijn, want die is tot aan de rand toe gevuld met het vermaarde tafelzuur. Waar deze augurken dus vandaan zijn gekomen is een mysterie. Een mysterie waarover Van Roosmalen prima een serie reportages over zou kunnen schrijven. Dat de uitgever heeft gekozen voor deze afbeelding op de omslag is vreemd, want in het boek staat geen enkele reportage over augurken. In die zin is de omslagfoto dus misleidend. Wanneer je het boek koopt met in het idee dat je minstens 1 artikel over augurken zult lezen kom je dus bedrogen uit. Van Roosmalen zou de schrijver van een boek met zo’n omslag zeker vragen waarom er augurken op de omslag staan.

Goed, genoeg gezeik over de omslag. Zijn het ook “beste” reportages zoals de ondertitel ons beloofd? Blijkbaar bevat de bundel Van Roosmalen’s beste werk, kortom dit is het hoogtepunt, beter kan het hierna niet meer worden. Ik m' aangeschaft met de gedachte dat ik door het lezen van zijn stukjes mijn eigen schrijfstijl kon verbeteren, dat ik er iets van op zou kunnen steken. Van Roosmalen staat bekend als een kritisch, maar vooral ook een ironisch beschouwer van de menselijke natuur. (Zie bijvoorbeeld zijn serie Onder het systeemplafond bij de Correspondent).

De bundel heeft 350 pagina’s en telt 36 artikelen, ongenummerd, die tegelijkertijd ook hoofdstukken zijn. Sommige zijn lang anderen zijn korter. Acht van de 36 vond ik goed. Minder dan de helft dus, maar dan zit je al wel ruimschoots over de 175 pagina’s. Blijkbaar kon Meulenhoff voor dezelfde prijs niet wat minder pagina’s bieden, dus ik vermoed dat de laatste 12 interviews dan ook als stoplap fungeren. Zo grenst een interview met Henk Spaan aan kritiekloze verafgoding. Uit alles blijkt dat er minder zorg is besteed aan de laatste stukjes. Een gemiste kans dat de uitgever er voor heeft gekozen om ze toch te publiceren. Zonder deze laatste 12 was de bundel veel beter uit de verf gekomen en had ie van mij 3 sterren gekregen.

dinsdag 24 maart 2020

Repost december 2017

Michel Houellebecq: H.P. Lovecraft Tegen de wereld, tegen het leven. De Arbeiderspers. 111 pagina’s. 


Mijn eerste kennismaking met H.P. Lovecraft (HPL) was het boekje “Macabere Verhalen” uit de Mini-kaderreeks, waarin ook verhalenbundels werden uitgegeven van o.a. Tjechov, Hemmingway en Conan-Doyle. Lovecraft neemt hierin een ietwat afwijkende plaats in. Alle andere schrijvers in deze reeks zijn min of meer gevestigde literaire namen. Lovecraft heeft lang op erkenning moeten wachten en pas sinds kort krijgt hij de eer die hem toekomt. De mini-kaderreeks werd gepubliceerd door uitgeverij Contact, mijn editie is de tweede druk uit 1973. De bundel bevat 6 verhalen waarvan De Kleur uit de ruimteDe bezoeker uit de duisternis en Dagon het meest bekend zijn. Omstreeks dezelfde tijd, of misschien nog iets eerder, leerde ik het werk Michel Houellebecq kennen. Ik las Elementaire deeltjes uit, maar veel is me van deze eerste lezing niet bijgebleven. Maar bij het herlezen van deze roman liepen op een gegeven moment de rillingen van afschuw langs mijn ruggengraat. Lovecraft daarentegen liet me de eerste keer al huiveren, niet van afschuw maar van angst. De onbekende dreiging die in De bezoeker uit de duisternis vanaf de eerste regel aanwezig is, en de onaardse gebeurtenissen uit Dagon, waren voor mij het begin van een blijvende fascinatie voor de “Kluizenaar uit Providence." 

 

Houellebecq’s eerste gepubliceerde werk uit 1991 is een essay over Lovecraft. Een Nederlandse vertaling van dit essay verscheen pas in 2004, in de verzamelbundel ‘De koude revolutie. Pas in 2015 werd dit essay opnieuw uitgegeven; als een op zichzelf staand boek. Dit keer is ook het voorwoord van Stephan King toegevoegd, dat hij voor de Engelse editie schreef. Hierin breekt de koning van de horror een lans voor Lovecraft, en laat ook doorschemeren het niet eens te zijn met Houellebecq’s meest misantropische stellingnames. Verder doet hij beginnende schrijvers van weird fiction meteen ook een idee voor een verhaal van de hand. (Lovecraft’s kussen) King is het niet altijd met Houellebecq eens, maar diens centrale stelling trek hij geen moment in twijfel. Namelijk dat Lovecraft’s oeuvre tegen de wereld en tegen het leven is gericht.  

Alle macabere verhalen en weird fiction spreken een krachtig NEE uit tegen de wereld zoals die is, en tegen de werkelijkheid zoals die er volgens de wereld zou moeten uitzien. Hoe groter de verbeelding, hoe sterker de band tussen lezer en schrijver en daardoor des te sterker het NEE dat uitgesproken wordt.  Hoe je dat nee uitspreekt wordt door Houellebecq in zijn essay verwoord. Hij geeft de lezer de techniek mee hoe die dat kan toen. Als je de tussenkopjes uit het tweede deel van het boek namelijk onder elkaar zet wordt duidelijk wat die techniek volgens Houellebecq inhoudUieindelijk noemt King dit in zijn inleiding een niet te missen advies voor iedereen die weird fiction wil schrijven; 'Zet het verhaal in als een stralende zelfmoord, spreek zonder versagen het grote NEE tegen het leven uit. Dan zult u een machtige kathedraal zien, en uw zinnen dragers van onzegbare ontregelingen, zullen de contouren schetsen van een totale waanzin, die zal opgaan in de onnoembare architectuur der tijden.' 

In het voorwoord van het boek wordt duidelijk dat Houellebecq ook behoort tot de groep van lezers die hun leven opdelen in de periode voor, en de periode na hun ontdekking van H.P. Lovecraft. Hij geeft ook toe dat hij van tijd tot tijd nog wel eens teruggrijpt op HPL's grote teksten, ook iets dat alle bewonderaars van Lovecraft zullen herkennen. Je blijft terugkomen bij de verhalen van de meester van Providence, omdat ze zoals Houellebecq duidelijk maakt; 'een merkwaardige aantrekkingskracht op me uitoefenen.' Verder merkt hij op dat hij zich pas later is gaan verdiepen in HPL’s leven, en zich toen onmiddelijk verbaasde over Lovecraft’s volstrekte materialisme en zijn obsessieve racisme. Maar daar gaat dit stuk verder niet over. 
H.P. Lovecraft Tegen de wereld, tegen het leven, is bedoeld als een soort roman, althans dat is Houellebecq’s bedoeling; 'ik dit boek heb geschreven als een soort van eerste roman. Een roman met één personage (H.P. Lovecraft zelf); een roman met als spelregel dat alle vertelde feiten en alle geciteerde teksten moesten kloppen; maar desalniettemin een soort roman.' 

Het boek is als volgt opgedeeld: 

-          Eerste deel: Een andere Kosmos 
-          Tweede deel: Aanvalstechnieken 
-          Derde deel: Holocaust 

Het eerste deel gaat vooral over HPL’s jeugd en de werelden die hij in zijn werk heeft geschapen. Dat wij dit nu nog kennen is vooral te danken geweest aan zijn vriend August Derleth, die het werk van Lovecraft heeft verzameld geordend en gepubliceerd. 'Dankzij Derleth (…) werd het oeuvre van Lovecraft geboren. Het rijst nu voor ons op als een imposant barok bouwwerk, trapsgewijs aflopend in brede, weelderige treden, als een reeks concentrische cirkels in een spiraal van volstrekte gruwel en verrukking.'  
Bovendien wordt er in dit deel ook een verklaring gegeven voor de ‘gewijde’ sfeer die er rondom de persoon Lovecraft bestaat. Iedereen die zich in de acht grote teksten heeft verdiept gaat HPL vanzelf beschouwen als een soort halfgod. 'Aan een man die zulke weldaden verschaft moet je wel een cultus wijden.'  

Wat vooral uit het eerste deel van het boek naar voren komt is dat we met Houellebecq te maken hebben als een grote bewonderaar van het werk van Lovecraft. Een bewonderaar die alles van de meester; zijn leven en werk, verafgood. En wanneer we als lezer een beetje meegaan in Houellebecq’s verafgoding, dan nemen we al snel zijn misantropische stellingnames voor lief. 
In het tweede deel van het boek maken we kennis met Lovecraft als schrijver. Tegelijkertijd vormt dit tweede deel ook een blauwdruk voor een schrijverschap. Een blauwdruk die de architectuur als metafoor gebruikt voor het bouwen van een oeuvre. Hierdoor is het boek ook te beschouwen als een blauwdruk voor Houellebecq's eigen schrijverschap.  In Lovecraft kondigt Houellebecq zich dus als schrijver aan. HPL heeft hem voorgespiegeld dat als je tegen het leven en tegen de wereld bent, schrijven het enige is dat overblijft 
 Vervolgens wordt er een tipje van de sluier opgelicht. Uit een brief van Lovecraft aan Frank Belknap Long waaruit Houellebecq citeert; 'Ik probeer nooit een verhaal te schrijven, maar wacht tot er een verhaal moet worden geschreven.' Dit klinkt best wel vaag, heeft Lovecraft zich dan nooit met de compositie van zijn verhalen bezig gehouden? Nee, want in ‘The Notes en Commonplace book geeft hij adviezen voor het schrijven van een (fantastisch) verhaal. Bovendien stelt hij ook een onderverdeling van griezelelementen voor, die van toepassing kunnen zijn in een goed verhaal. Het meest interessante gedeelte van The Notes  wordt echter gevormd door een verzameling aantekeningen en notities, die ieder op zich kunnen dienen als uitgangspunt voor een fantastisch verhaal. Wil je erachter komen welke technieken HPL gebruikte voor het schrijven van zijn verhalen? Dan kun je niets anders doen dan je verdiepen in de fictie die hij heeft geschreven. En dan met name in de acht grote teksten:  

 

 Kenmerkend voor Lovecraftis volgens Houellebecq ook zijn afwijzing van iedere vorm van realisme. En ontbreken alle verwijzingen naar seks en geld in HPL's werk. Dit komt volgens Houellebecq omdat HPL de lezer in staat van fascinatie wil brengen en om dit bereiken maar twee menselijke gevoelens toestaat; verwondering en angst. Deze creatieve beperking maakt Lovecraft tot een groot schrijver; 'Alles wat hij niet interessant vindt of van inferieure artistieke kwaliteit, besluit hij willens en wetens te veronachtzamen. En die beperking geeft hem kracht en maakt hem groots.'  

Lovecraft  behoort niet tot de romanciers, die zich tot doel stellen om alle aspecten van het menselijk leven in hun werk te belichten. HPL wil voor ieder met intelligentie begaafd wezen een wereld scheppen. Dat de mens hier toevallig ook nog onderdeel van uitmaakt is voor ons mooi meegenomen. Het boek heeft wel wat weg van een bouwwerk, net zoals de afschuwwekkende architectuur die HPL in zijn verhalen beschrijft en waarin de mens geen plaats heeft. Zo vergelijkt Houellebecq HPL’s fictie met een kathedraal en noemt hij het verderop een barok bouwwerk. Een gebouw waarvan de brede trappen aflopen in verschillende concentrische cirkels, die tezamen de 4 lagen van het werk van de meester vormen. 

Houellebecq’s 4 cirkels: 

 


Houellebecq wijst ons erop dat een lezer van Lovecraft’s werk, geïnspireerd door zijn beschrijving van bouwwerken, zomaar architectuur zou kunnen gaan studeren. Maar dan uiteindelijk wel af zal haken vanwege de; 'smakeloze, kleurloze functionaliteit van de moderne architectuur met haar drammerige voorkeur voor simpele, povere vormen en kille, banale materialen.' De manier waarop HPL architectuur in zijn werk beschrijft is ongeëvenaard; 'De cyclopische, krankzinnige structuren die HPL heeft bedacht, brengen in de geest (van de lezer) een hevige, onherstelbare schok teweeg (…)' Houellebecq noemt HPL een van het schaarse slag mensen dat in een hevige esthetische trance geraakt, wanneer hij voor een bouwwerk staat.  

Naast het monument dat Houellebecq voor HPL heeft willen oprichten is dit boek vooral ook te beschouwen als een cultuurkritiek op de “weke avant-gardes” van de twintigste eeuw. Een kritiek die in een verhevigde mate doortrilt in Houellebecq’s eigen werk. Zo schrijft hij op pagina 86 'Howard Phillips Lovecraft is een voorbeeld voor iedereen die wil leren mislukken in zijn leven en, eventueel slagen in zijn oeuvre.' Wat dat betreft heeft Houellebecq zich aan dit voorbeeld gehouden, en blijkt hij profetisch over zijn eigen toekomstige stappen in de letteren. Over het algemeen kan worden gesteld dat Houellebecq weinig waarde hecht aan zijn leven en voorkomen. Hij rookt als een ketter en zijn toch al schriele gezicht is nog verder aangetast, doordat hij een paar jaar geleden zijn tanden heeft verloren. Hierdoor lijkt het of uiterlijk en de materiële wereld hem niet interesseren. Hoewel, als schrijver is Houellebecq niet bepaalt onsuccesvol, in dat opzicht is zijn leven misschien wel geslaagd te noemen. Zijn oeuvre is wereldwijd bekend en hij lijkt een tweede leven als acteur te zijn begonnen. Dit in tegenstelling tot Howard Phillips Lovecraft over wie de biografen zeggen; 'Lovecraft sterft, zijn oeuvre wordt geboren.'