Hugo
Brand Corstius: Mensenarm Dierenrijk. Historische Uitgeverij. 131 pagina’s.
Bij Hugo Brandt Corstius
(HBC) is alles een vrolijke chaos, dus ook in Mensenarm Dierenrijk. Dit boekje
verscheen in 2009, vlak voor de boekenweek dat toen het thema “Tjielp Tjielp de
litaraire Zoo” had. Boeken over dieren dus. Over 20 jaar zal hij waarschijnlijk
herinnert worden als de vader van Jelle en Aaf Brandt Corstius. En wellicht als
de man die de wetenschappelijke carrière van criminoloog Wouter Buikhuisen in
de kiem smoorde. Hij zal zeker niet
herinnert worden als de schrijver die in verschillende gedaantes een bijzonder
ouevre bij elkaar schreef.
Bij
HBC weet je nooit helemaal precies, of wat hij zegt ook klopt. In die zin
speelt hij een spel met schijn en wezen. Hij heeft onder meerdere pseudoniemen
gepubliceerd, waarvan Battus, Piet Grijs en Raul Chapkis wellicht de meest
bekende zijn. Als Battus schreef hij onder meer De Encylopedie (1978) en Opperlandse
Taal –en letterkunde (1981). De Encyclopedie is een verzameling lemma’s uit een fictieve encyclopedie die 10.000
pagina’s lijkt te beslaan. Zo kan er na pagina 1255 plotseling worden
overgegaan naar pagina 1536, terwijl het boekje uit nauwelijks 150 bladzijden
bestaat en worden lemma’s halverwege afgebroken omdat ze verder gaan op
een pagina die niet in de verzameling is opgenomen. Hij haalt ook een grapje uit door Piet Grijs een plekje te geven in de encyclopedie: ‘begenadigd
schrijver van Overbetuwse schetsen in het literaire weekblad met de ironische
naam Vrij Nederland.’ Ook draait hij collega schrijvers zoals W.F. Hermans
een loer onder het lemma Age Bijkaart, en bekent zijn haat voor de steden
Haarlem en Utrecht onder het kopje “Haatrecht”. Bovendien lijkt HBC in 1978 zijn tijd vooruit; zie Yahoo maar dan
alleen het woord.
HBC
is natuurlijk een onderdeel van de intellectuele voorhoede, de voorhoede die in
de jaren 70’ en 80’ bepaalde wat wel en wat niet mocht of kon. Het bekendste voorbeeld
hiervan is de aanval van HBC op Wouter Buikhuisen, omdat deze onderzoek wilde
doen naar de mogelijk biologische oorzaken van crimineel gedrag. Doordat HBC Buikhuisen
continu persoonlijk aanviel via zijn column in Vrij Nederland, moest deze
uiteindelijk het veld ruimen. Alleen maar omdat Buikhuisen met zijn standpunten
afweek van de toen heersende moraal. Een moraal die bewaakt werd door de
intellectuelen zoals HBC cum suis. Volgens sommigen is HBC zelfs een goed
voorbeeld van hoe de media, als de brenger van objectief nieuws en informatie
is veranderd in een meningenfabriek, die naar eigen goeddunken mensen kan maken
of breken. Een situatie die tot de dag van vandaag nog steeds bestaat.
In
Mensenarm Dierenrijk komen deze beide kanten van de persoon HBC samen. Aan de
ene kant de charlatan die speelt met fictie en werkelijkheid en aan de andere
kant de intellectueel die ons nog een keer vertelt hoe het zit. Het boekje is
opgedeeld in 5 delen. In het eerste deel worden we er nog even fijntjes aan
herinnerd hoe God geen rol speelt in het ontstaan van de mensensoort. In het
tweede deel maken we kennis met de mierendeskundige Edward Wilson, daarna is er
aandacht voor de bioloog Everhard Slijper. In het 4de deel betuigd
HBC zijn liefde voor de mier en in het slotstuk wordt een utopische beeld
geschetst over hoe de mensheid in computers zal blijven voortbestaan. Zelfs nadat
de mensensoort al lang van de planeet is verdwenen.
Op
de eerste pagina’s van Mensenarm Dierenrijk komt de clown HBC aan het woord als
hij bekend dat hij een grapje met zijn lezers heeft uitgehaald; ‘O, u vroeg zich af wie de geleerden
Montfour en Slijper waren? Montfour bestaat helemaal niet, dus als u dacht zijn
naam te herkennen dan vergiste u zich.’ In het hoofdstuk over Wilson doet
HBC uitgebreid uit de doeken hoe Wilson hem zijn autobiografie verteld. Dat hij
in Harvard bij de grote geleerde op bezoek gaat en hem uit een luciferdoosje een
8 potige mier te presenteert.
Wilson
biedt hem zelfs aan om de mier naar HBC te vernoemen, mocht het om een nieuwe
soort gaan. Voortdurend weet HBC de lezer op het verkeerde been te zetten. Want
wat verder, op pagina 49 lezen we; ‘Dat
ik de biologen Wilson en Slijper goed kende is natuurlijk een leugen.’
De
betweter en hoeder van de heersende moraal krijgt ook een stem. Natuurlijk mag
er niet worden getornd aan de consensus over de evolutieleer. Die volgens HBC uitnodigt
tot nadenken: ‘Wie in de bijbel geloofd
hoeft verder niet na te denken. Het beste is zelfs om als gelovige helemaal op
te houden met denk. Wie Darwin leest, moet heel veel nadenken.’ Vervolgens
worden alle platitudes over het christelijke geloof van stal gehaald en het
bestaan hiervan geridiculiseerd. En daarna worden de zegeningen van evolutieleer
als waarheid gepresenteerd. Toch is de consensus hierover niet absoluut, net
zoals de christelijke leer ook niet één waarheid kent. Nog altijd is er een
debat gaande tussen de aanhangers van het idee, ‘dat dieren veranderen omdat ze zich aanpassen aan veranderingen in
klimaat, begroeiing , concurrerende dieren en dat aan hun kinderen doorgeven,
en anderzijds de opvatting dat alle dieren voortdurend veranderingen ondergaan,
waarbij de verandering in het ene geval gunstig uitpakt en in het ander
toevallig nadelig.’ HBC geeft aan dat hij de eerste theorie prettiger vindt
dan de tweede, maar waarom hij dat vindt wordt nergens duidelijk.
In
Mensenarm en Dierenrijk worden gelukkig ook nog dingen verteld die best
interessant zijn. Zoals de geurtaal waarmee mieren communiceren, deze taal werd
ontdekt door de eerder genoemde Wilson. Een dode mier bijvoorbeeld, scheidt een
bepaalde geur af, die door zijn soortgenoten wordt herkent als “doodsgeur.”
Vervolgens wordt de gestorvene opgepakt en buiten de kolonie “begraven”. Ook wordt opgemerkt dat je beter een mierenhoop dan een mier kunt beschouwen als één organisme. Alsmede HBC’s fascinatie voor computers, want naast
taalkundige was hij ook wiskundige en medewerker bij het mathematisch centrum
in Amsterdam. HBC hield zich daar bezig met computertalen, hij kon daar “taalkunde
met een computer doen.” Vervolgens maakt hij een interessante analogie tussen
computers en mierenhopen; ‘Het idee om
computers meer op mierenhoop te doen lijken door hun onderdelen meer dingen
tegelijk te laten doen is al vaak bij programmeurs opgekomen, en langzamerhand
gaat dat ook lukken.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten