Cees Nooteboom: In Nederland. De Arbeiderspers. 151 pagina’s
De boeken van Cees Nooteboom nodigen uit tot het onderstrepen van zinnen;
omdat ze je aan het denken zetten, of omdat ze je de werkelijkheid op een
andere manier laten beleven. Niet alle boeken van deze schrijver overigens, bij
Allerzielen heb ik geen moment de neiging hoeven onder-drukken een potlood
tevoorschijn te toveren om druk aan het onderstrepen te slaan. Echter, bij Het
volgende verhaal was er precies het omgekeerde aan de hand; er is door mij in
dit boek bijna geen enkele zin niet onderstreept gelaten. Ook In Nederland
heeft mij al meerdere keren naar mijn potlood doen grijpen. Bijvoorbeeld voor
een zin als deze; ‘Nederlands helpt me altijd, het is een begeesterde taal.’
Toch is Nooteboom niet altijd even citeerbaar en wekt hij soms irritatie op met
de ijle hoogte waarop de meester mijmert. Zijn boeken kabbelen vaak maar een
beetje voort en er is soms weinig spanning te bespeuren.
Zoals meestal met de boeken van Cees Nooteboom is ook dit boek in de vorm
van een raamvertelling gegoten. Een schrijver schrijft een verhaal over een
paar dat het ideaal-beeld van het absolute schone benadert en de avonturen die
zij beleven in het Zuidland. De reden dat Nooteboom zo vaak voor deze vorm kiest, komt volgens mij omdat het hem in staat stelt het verhaal van de zijlijn te becommentariëren, en filosofisch uit te
weiden. Wat mij vaak irriteert aan raam-vertellingen is dat ik op een gegeven
moment de draad kwijt ben van het verhaal wat ik aan het lezen ben.
Zo komt het bijvoorbeeld in de klassieker De vertellingen uit duizend en één
nacht vaak voor dat in het verhaal dat wordt vertelt door Scherezade, een
verhaal wordt vertelt waarin ook weer een verteller aan het woord komt
enzovoort. Een soort literair droste effect dat er bij mij voor zorgt dat ik er
uit-eindelijk geen touw meer aan vast kan knopen. In Nederland, begint met de woorden; ‘Er was eens een tijd die volgens
sommigen nog steeds voortduurt. In die tijd was Nederland veel groter dan nu.’
Op de achterflap staat een kaartje getekend. Op dit kaartje staat alleen
Amsterdam getekend en zijn de provinciegrenzen weggelaten. De slurf van Limburg loopt hier alleen veel verder door en eindigt in een soort zak. Deze zak heeft
een oppervlakte die groter is dan dat van Noord-Nederland.
Het verhaal in de
roman wordt vertelt door een Spanjaard; Alphonso Tiburon de Mendoza. Deze
“haai” is inspecteur van de wegen in de provincie Zaragoza en in zijn vrije
tijd schrijver. Alphonso heeft een tijdje in Noord-Nederland gestudeerd, in
Delft om precies te zijn. Maar hij heeft er nooit kunnen aarden. Het noorden jaagt hem zelfs angst aan. Deze angst wordt naar zijn zeggen veroorzaakt
door 2 dingen; het landschap en de mensen. Want; ‘Het noordelijke landschap leidt tot absolutisme, zoals de
woestijn. (..) verder zijn er geen verleidingen, bollingen, welvingen. Het land
is plat en dat leidt tot extreme zichtbaarheid van mensen, en dat is op zijn
beurt weer zichtbaar geworden in het gedrag. (…) Ze boren hun lichtgevende ogen
in die van een ander, en wegen zijn ziel.’ Verder verbaast Alphonso zich erover
dat de Neder-landers uit het noorden liever met hem spreken in een andere derde
taal, ook al heeft hij de moeite genomen zicht het Nederlands eigen te maken.
Deze, ‘eigenaardige taal (…) die voor een deel uit harde klanken is opgebouwd
(…).’ Volgens Alphonso zijn deze harde klanken ontstaan door de barre
omstandigheden die het noorden kent waaronder dijk-breuken, oostenwind en
kruiende rivieren.
Kortom Alphonso heeft niet veel op met Noord-Nederland en is weer snel
teruggekeerd naar Zaragoza zodra hij klaar was met zijn studie. Omdat hijzelf
uit Aragon komt heeft hij meer met de Zuidelijke-Nederlanden. Aragon is niet
plat, net als dit Zuidland, dat bergachtig en ruw is. Het Noorden verveeld
Alphonso, en het roept naast angst ook afkeer bij hem op. Afkeer voor de mensen die er
wonen vanwege ‘hun zelf-genoegzaamheid, hun tomeloze hebzucht en de
schijn-heiligheid die ze hadden ontwikkeld om die eerste twee eigenschappen te
verbergen.’ Wat dat betreft voelt hij zich meer thuis in het Zuiden waar de
mensen ruwer, maar ook vrijer zijn. Zoals de landschappen daar ook brutaler en
eenzamer zijn. Met als hoogtepunt de Zuidelijke hoogvlakte, Alphonso’s
lievelingslandschap. De omstandigheden in het Zuiden zijn veel slechter, met
een corrupte en niet functionerende overheid. Dit in tegenstelling tot het Noorden
waar alles veel ordelijker verloopt. Alphonso voelt zich in het Zuiden zo thuis
omdat het meer overeenkomt met zijn eigen land; Spanje.
Ger Groot vergelijkt in zijn lezing “Een scherf in het oog” uitgesproken
tijdens het Wintertuin festival in 2011 dit Zuid-Nederland met een soort
Roemenië; 'Die uitstulping heet in de roman ‘het Zuidland’, (…) en dat
niet alleen vanwege de afstand of de duistere bergen die er op
‘transsylvanische’ wijze het landschap bepalen.' Mogelijkerwijs komt hij op
deze vergelijking omdat de antagonist van de roman rondrijdt in een Tatra, en
Nooteboom zijn Zuidland ten noordoosten van Locarno situeert. Zo kom je met een
beetje fantasie wel uit in Roemenië. De wens is bij Ger Groot de vader van de
gedachte omdat; 'de roep ervan alles weerspiegelt van die van het struikroversland dat wij graag identificeren met de Karpaten.' Ik denk dat Groot
er met deze vergelijking toch naast zit. Volgens mij heeft Nooteboom zijn
Zuidland aan zijn geliefde Spanje gespiegeld. Tiburon, de Spanjaard, zegt
immers zelf dat hij zich zo thuis voelt in het zuiden. Bovendien wijzen alle
beschrijvingen van het Zuidland op het Iberische schier-eiland, afgezien van de
taal die de mensen spreken en de namen van de plaatsen. Groot weidt in zijn lezing vervolgens verder uit over de esoterische en filosofische aspecten
van de roman. Aspecten waar ik nu niet verder op in zal gaan en die ook al op andere plaatsen zijn behandeld. Zo is In
Nederland voor Connie Palmen in het werkje Als een weke krijger; 'een onderzoek
naar de roman zelf, een queeste naar de wetten, regels en grenzen van de
literatuur.’ Waar Palmen dit vandaan heeft gehaald is mij een raadsel, want
zoals met alle fictie, is In Nederland er een goed voorbeeld van dat literatuur
geen wetten, regels en grenzen kent.
In plaats van de filosofische en literaire
verwijzingen, zijn het juist de vergelijking met Spanje en de creatie van een
geheel nieuw Nederland die deze roman zo boeiend maken. Nooteboom heeft een
land geschapen met zijn eigen taal (een archaïsch-Nederlands), landstreken en
plaatsen. Het Zuidland is door Nooteboom bedacht, en wordt door hem als een
laboratorium gebruikt om het verschil Noord-Zuid te onderzoeken, alsmede welke
vorm literaire werken aan kunnen nemen. De woordenlijst van het Zuid-Nederlands is nog niet zo groot. Nooteboom
noemt er circa twintig waarvan honichseem, sproocspreker, versibbet en zonder
blame er wat mij betreft uitspringen. Honichseem is een bestaand
Middel-Nederlands woord dat “het vette van de honing” beschrijft. Een
sproocspreker is natuurlijk een sprookjesverteller die op pleinen in taal een
verhaal verteld. Versibbet is een woord waarvan ik de betekenis niet heb kunnen
terugvinden, maar het betekend zoiets als “in gemeenschap verbonden.”
Waarschijnlijk heeft Nooteboom dit woord zelf bedacht, maar dat zou je aan hem
zelf moeten vragen om hierachter te komen. Zonder blame is natuurlijk zonder
blaam, wanneer je onschuldig bent.
Ook geeft Nooteboom ons bij monde van Tiburon een beknopte beschrijving
van de geografie van het Zuidland; er is een hoogvlakte en om in het zuiden te
komen moeten de Hoge Passen worden doorkruist, waarvan de Pas van Twee-splant de
eerste is. Ook worden er een zestal plaatsen genoemd:
- Dachfart
- Anhovet
- Doremenen
- Touchtlake
- Barech
- Sleac
Alleen Dachfart krijgt in de roman een summiere omschrijving. Van de
overige steden komen we als lezer niets te weten. De namen doen wel vermoeden
dat het niet om hele gezellige plaatsen gaat. Touchtlake klinkt als een tochtig
gat en in Slaec zal het waarschijnlijk ook niet aangenaam toeven zijn. Er is door Nooteboom met dit boek een heel nieuw land aan de Nederlands literatuur
toegevoegd. Een bijzondere prestatie omdat goede geofictie in de vaderlandse letteren zo dun is gezaaid. Hij heeft de contouren geschetst van een ander land dat alleen fictief bestaat. Daarmee laat Nooteboom
zien wat er allemaal mogelijk is met literatuur. Zoals al eerder gezegd; de
mogelijkheden zijn onbegrensd. Laat daarmee Nootebooms verhaal een uitnodiging
zijn aan iedereen om met verbeeldingskracht iets nieuws te scheppen. Iets uit
niets, dat is maar 1 letter verschil!